Impossible dates

This information in English  🇬🇧
Diese Informationen auf Deutsch  🇩🇪

Illustraties: Marijke Klompmaker
Tekst, muziek en regie: Christiaan Coenraads
Animatie: Het Woeste Woud

Duitse en Engelse versie:

Stemmen: Jeroen de Jong

Opname: Hans Kaldeway

Bekijk fragment

Youtube inhoud kan niet getoond worden met je huidige cookie-instellingen. Selecteer "Toestemmen & tonen" om de inhoud te zien en de Youtube cookie-instellingen te accepteren. Meer info kun je lezen in onze [Privacyverklaring](/privacyverklaring/. Je kunt je altijd weer afmelden via je [cookie-instellingen] /cookie-instellingen/.

Toestemmen & tonen

Wonderlijke wezens en gruwelijke gebeurtenissen. Daarover vertelden mensen elkaar vroeger verhalen langs de héle Waddenkust. Van ons eiland Texel tot in Duitsland en in het Deense Skallingen. Het was natuurlijk fantastisch om met elkaar te bibberen bij enge verhalen, maar het had vaak ook een andere bedoeling. Bijvoorbeeld waarschuwen voor gevaar. Zo kwamen kinderen in Friesland maar niet te dicht bij diep water. Want dan kon de verschrikkelijke Bûlhûn ze grijpen... 

 
Door het verzinnen van verhalen probeerden mensen onbekende dingen in de natuur te verklaren. Zoals vallende sterren, mistflarden en zonsverduistering. Dat je maar beter ‘een goed mens’ kon zijn, zat ook altijd in de vertellingen. Ken je die nare boer bij de Dollard? Die werd na zijn dood voor straf een spokende schimmelruiter, en kon geen rust meer vinden…Dat wil je zelf toch niet meemaken? 


Het grappige is ook: overal vertelden mensen elkaar dezelfde soort verhalen. En over dezelfde soort wezens. Kleine dwergjes, zeemeerminnen en zelfs zeemeermánnen werden in het hele Waddengebied gezien. Zouden ze echt bestaan hebben, dan…?
 
Ook nu nog zijn er monsters, en die zijn zéker echt. Geen rare oerwezens, maar in de loop van de tijd gemaakt door onszelf. Door hoe we leven en wat we veranderen aan de natuur. Ga op bezoek bij échte monsters en fantasiemonsters. 

OUDE monsters

KLEINe MANNETJES

Ze leven ’s nachts. Klein als een kind van één jaar, maar oersterk. Op Ameland noemden ze hen Woutermannetjes. Op Texel heetten ze Sommeltjes, die in steen veranderden als ze het zonlicht zagen. Op het Duitse eiland Sylt werden ze Zwerge genoemd.

Hoe ze ook genoemd werden, het waren altijd kleine mannetjes die mensen hielpen. Vaak droegen ze een puntmuts en hadden goedmoedige koppies. Maar ze konden flink kwaad worden. En als mensen nare dingen deden, namen ze wraak. 

 

Aan de Noordzeekust hadden de schippers deze kleine wezentjes, die ze hier Klabouter noemden, graag aan boord. Want wat was-ie handig, ondanks zijn houten been, waarmee hij mensen liet schrikken. Zodra het donker werd, deed hij klusjes en kon je hem horen timmeren. Hij lette ook goed op of het schip niet strandde of dat er brand uitbrak. Je moest wel lekker eten voor hem neerzetten. En oef, als je iets fout deed…Als de matroos een dief bleek te zijn, of de kapitein deugde niet, was het ’s nachts ineens stil. Geen getik of gehamer meer. Dan was de Klabouter vertrokken, en alle scheepskatten ook, want dat waren zijn kameraden. Dan schrok iedereen. Zou het schip zou nog heelhuids terugkeren van zijn reis? Nou nee, want daar kwamen de hoge golven al aan bulderen.

Op de foto hierboven het beeld 'Sommeltjes' op Texel, van Irene Maas

zeemeerminnen en zeemeermannen

In de zee leefden, lang geleden, de zeemensen. Vrouwen én mannen. De zeemeerminnen werden door Groningers ‘zeewiefkes’ genoemd. In Friesland heetten ze ‘Wetterwief.’ In het Deens noem je haar een 'Havfrue', in Duitsland ’'Seejumfer’ .  En overal vonden mensen de zeemeerminnen prachtig, maar gevaarlijk. Op Urk was het een slecht voorteken als ze er eentje zo mooi hoorden zingen. Storm op komst, of er zou een schip vergaan!

 

De zandbanken van de Dollard zaten vaak vol met zeemeerminnen. Een man die er eens naar haring viste, zag hun glinsterende, golvende haren, en hun mooie blote borsten. Vlug en zacht sprong hij van boord en ging erop af. Er was hem aangeraden ‘domme man’ te roepen, dan zouden de zeemeerminnen wel naar hem toe komen, dus dat deed-ie. Toen kwam, razendsnel, de vloed opzetten. Rénnen. Nog net op tijd wist hij aan boord van zijn schip te klimmen. Hij begreep dat hij aldoor zijn eigen naam geroepen had. 

De schipper in de Dollard had echt veel geluk, ook al was hij dom! Want meestal vergat een schipper te sturen, als hij een zeemeermin zag.  En dan verging zijn schip  met man en muis.

 

Zeemeermannen zagen er vaak eng uit. Ze droegen woeste baarden van lang zeewier. Keken wild uit hun ogen, en kroos groeide op hun rug. Soms vingen mensen die aan de kust woonden, een zeemeerman of zeemeermin. Zo werd de ‘Zeeridder’ door het Friese land getrokken, zodat mensen hem konden bekijken, Maar zeemensen kunnen niet leven zonder zee. De Zeeridder at en dronk niet. Na drie weken op het droge stierf hij in Dokkum.

Nieuwe monsters

Het SLIBmonster


Het Slibmonster maakt het de vissen, schelpen en mosselen flink moeilijk. Het water in de Waddenzee lijkt soms wel chocolademelk, je kunt er niet eens doorheen kijken! Dat komt: er varen grote schepen, die diepe vaargeulen nodig hebben. Dus wordt er eens even flink gebaggerd, hup, dieper en dieper. Maar ja, daardoor gaat ook het water sneller stromen, en de fijne slibdeeltjes zakken niet meer naar de bodem. Wat ik zeg: chocomel. Ook het natuurgebied Eems-Dollard komt zo in de problemen. Want waar veel slib in het water zit, komt weinig zonlicht en weinig zuurstof. En dus kunnen vissen en zeeplanten en allerlei zeediertjes er niet goed leven. Ook al omdat er minder schelpdieren voorkomen, zoals mosselen en oesters. Die gaan graag in groepjes ergens wonen. Zij bouwen daar dan kleine leefgebieden waar ook ándere zeebewoners graag komen en groeien.

 

Het zou goed zijn om de natuur meer met rust te laten, maar dan kun je weer minder geld verdienen. Gelukkig kun je met slib ook goeie dingen doen: je kunt er de landbouwgrond vruchtbaarder van maken. En de dijken ophogen en sterker maken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de buurt van Delfzijl.

Het lichtmonster

 

Prachtig toch? Wordt het donker, dan floepen overal gezellig de lichten aan. En nog maar eens eentje. Zóveel, dat dieren er compleet van in de war raken. Want ja, de natuur en de aarde volgen een vast ritme van dag en nacht. Er is de maandcyclus en de wisseling van seizoenen. Met kunstlicht brengen we het natuurlijke ritme in de war, ook van zeedieren. Neem de paling, dat is een enorme reiziger. Maar als er ergens veel licht is, stopt hij met verder zwemmen. 

Veel dieren communiceren met elkaar door kleuren, en licht speelt een rol bij de voortplanting. Kunstlicht verstoort dat. 


 Veel dieren gebruiken het maanlicht als kompas en weten dan precies de goeie koers. Als vogels over de Noordzee en Waddenzee vliegen, raken ze door het kunstlicht van schepen en boortorens de weg kwijt of ze vliegen zichzelf te pletter. En laat Nederland nou enorm veel kunstlicht hebben! Maar: voor vogels helpt het al als kunstlicht ietsje groener wordt in plaats van rood. En als we nou eens de lichten minder naar bóven laten schijnen, regelrecht de hemel in, maar dichter bij de grond. Daar hebben we het ook nodig. Bij een kazerne van de landmacht, aan de kust, doen ze dat en dat helpt. Het Lichtmonster hoeft niet weg, maar ietsje minder en wat aanpassingen: ja! Ook mooi voor ons, mensen. Ga ’s avonds maar eens naar het Lauwersmeergebied. Daar is het ’s nachts pikkedonker. Daar kun je een schitterende oceaan aan sterren kunt zien fonkelen! 

het lawaaimonster

Stel: je bent een kleine mossel, en de hele dag komen er enorme schepen langs varen met een diepe brom en grote lawaaiige schroeven. Geluid is van ver te horen, onder water. Laat op de Noordzee nou zo’n beetje de meeste vrachtschepen ter wereld varen…tussen alle drukte van windmolenparken en boortorens door. Dan snap je dat zeedieren veel stress hebben van al dat kabaal. Vissen eten minder en blijven kleiner, ze krijgen minder babyvisjes. Ze kunnen minder goed met elkaar communiceren, want probeer als zeedier maar eens boven het geluid van een scheepsmotor uit te komen. Schelpdieren, zoals mosselen en oesters, sluiten hun kleppen bij veel geluid. Ze nemen minder zuurstof op en gaan eerder dood. Hm, echt niet fijn. 

 

Gelukkig onderzochten mensen hoe het beter kan. Wat al scheelt, is als schepen langzamer gaan varen. Ook kan de vorm van een schip zó gemaakt worden, dat ze minder ‘weerstand’ hebben in het water en dús iets minder lawaai maken. Alle kleine beetjes helpen!